Dinsdag twee weken geleden stond in de Alkmaarsche Courant een discussie tussen een vertegenwoordiger van de binnenstadondernemers en de politiek. Dit ging over de bereikbaarheid van Alkmaar als geheel en het autoluw maken van de binnenstad in het bijzonder. Het ging over veel, maar weinig over een aantrekkelijke leefbare stad, met een kleinschalige historische omgeving van gebouwen, straten en stegen.
De bewoners worden vergeten, het gaat hoofdzakelijk over de toerist en het winkelend publiek. Het aantal binnenstadbewoners groeit. Zij wonen in de binnenstad voor het stedelijk milieu met historie, voorzieningen, uitgaansleven en ook voor leefbaarheid zonder telkens te moeten opschrikken voor de rijdende medemens.
Onze binnenstad is compact met zijn anderhalve bij ruim een halve kilometer, met op bijna op elke hoek een parkeergarage, twee bovengrondse parkeergarages volgens de toenmalige schoonheidsidealen en de nodige particuliere parkeergarages onder de gebouwen in de binnenstad. Het fietsparkeren is slechts gefaciliteerd met de Ôverdekte onder het Canadaplein, een particuliere fietsenstalling en achterommetjes bij woonhuizen. De rest moet buiten winkeltijden maar op straat staan.
Vastgoedeigenaren kunnen nog steeds verbouwen en appartementen toevoegen zonder voldoende parkeervoorzieningen voor fiets of auto. Daardoor worden onze pareltjes, de Grote Kerk, de Kapelkerk, het Waaggebouw en bruggen onzichtbaar door geparkeerde vervoersmiddelen. De toeristen, maar ook de Alkmaarders kunnen deze schoonheid niet meer in volle glorie bewonderen. Op hun foto’s zien ze auto’s en fietsen met daarachter de monumenten.
Het voorstel om data te analyseren is niet meer dan logisch, data geeft nuttige informatie zeker de huidige techniek. Er is echter al veel bekend en deze discussie loopt al decennia. De zoektocht naar data mag dan ook geen excuus zijn om nu maatregelen op te schorten. Het stedenschoon van onze stad moeten we zichtbaar houden, zeker bij de viering van 450 jaar Alkmaar ontzet.
Lucas Zimmerman, HVA