De samenleving in de vorige eeuwen kende nauwelijks sociale ondersteuning vanuit de Staat. In de middeleeuwen hadden de kloosters de taak van armenzorg, ouderenzorg, ziekenzorg en onderwijs op zich genomen. Na de Reformatie kwam die taak vooral ook bij de protestantse kerkgenootschappen te liggen. En verder moest men het hebben van particulier initiatief.
Zo was het nog in de 17e en 18e eeuw. De rijken die nadachten over wat voor goeds ze nog met hun kapitaal konden doen na hun dood, kozen menigmaal voor het stichten van een hofje. Daar mochten dan ouderen in wonen, die zichzelf niet konden bedruipen. In Alkmaar spreekt met niet over hofjes, maar over provenhuizen. Want wie er woonde, kreeg op gezette tijden, meestal vier keer per jaar, een ‘prove’; levensmiddelen, brandstof of geld.
Er waren kleine hofjes voor twee of drie personen. Het Provenhuis van Gerrit Wildeman aan de Oudegracht uit 1714 was de grootste en bestemd voor 24 alleenstaande vrouwen. Bij dit provenhuis was het oecumenisch ideaal het verst doorgevoerd, hier woonden zes geloven samen. Nergens in Nederland vond men deze mix. Veelal was er slechts één religie per provenhuis en bij uitzondering twee.
Kees Verlaan
Commissie Wandelingen,
bestuurslid HVA
E kees.verlaan@hvalkmaar.nl